zintuigen

Zintuigen zijn organen die reageren op prikkels door impulsen af te geven. De impulsen die van zintuigen afkomen worden door het zenuwstelsel verwerkt. Het zenuwstelsel regelt ook de werking van klieren en spieren.

Ringstaartmaki's vertrouwen heel erg op hun zintuigen bij het communiceren. 

Ringstaartmaki's hebben, net als mensen, zintuigen. De vijf belangrijkste zintuigen zijn: gezichtsvermogen, gehoor, reukzin, smaakzin en tastzin. Verder hebben ze nog andere zintuigen zoals evenwichtszintuigen, warmtezintuigen, koudezintuigen, nociceptie, propioceptie en drukzintuigen. 

Op dit plaatje zie je waar de zintuigen bij een mens liggen. 

Evenwichtszintuigen: Je evenwicht wordt mogelijk gemaakt door je evenwichtszintuigen. De prikkel is zwaartekracht. Het evenwichtszintuig zit in de oren. 

Termoceptie (warmtezintuigen en koudezintuigen): De warmte en koudezintuigen zitten onder andere in de huid. De prikkel is verwarming/afkoeling van de huid. Je kunt zo warmte en kou voelen. 

Nociceptie: Met dit zintuig kan je pijn voelen. De prikkel is extreme opwarming/afkoeling/vervorming van de huid. Het zintuig ligt onder andere in de huid. 

Drukzintuigen: Deze zintuigen liggen in de huid. De prikkel is druk. Je kunt zo druk voelen.

Propioceptie (beweging): Deze zintuigen liggen in de spierspoeltjes en pezen. De prikkel is spierspanning en rekking van pezen. Door dit zintuig kan je bewegen. 

Gehoor: Ringstaartmaki's horen, net als mensen, met hun oren. En om precies te zijn, met het slakkenhuis. De prikkel om te kunnen horen is een trilling. Ringstaartmaki's hebben een uitstekend gehoor. Hun gehoor helpt ze bij het onderscheiden van verschillende plaatsen waar het geluid vandaan komt. 

Smaakzin: Smaakzin wordt mogelijk gemaakt door de tong. In de tong zitten groefjes. In de zijkant van die groefjes zitten smaakkopjes, waarin zintuigcellen liggen. De prikkels zijn smaakmoleculen. Er zijn verschillende smaakkopjes voor zoete, zoute, zure en bittere smaakmoleculen. Het reukzintuig maakt het proeven van andere smaken mogelijk. Door smaakzin kan je proeven. 

Tastzin: Tastzin wordt mogelijk gemaakt door de huid. De prikkel is vervorming van de huid. Dit noem je voelen. 

Gezichtsvermogen: Gezichtsvermogen wordt mogelijk gemaakt door het netvlies. De prikkel is licht. Hierdoor kan je zien. Het gezichtsvermogen van een ringstaartmaki is bijzonder. 
Ringstaartmaki's hebben een erg slecht zicht. Ze kunnen vooral slecht kleuren zien. Dat is ook de rede waarom ze het eten dat ze eten niet uitkiezen op basis van uiterlijk, maar op basis van de geur. Hun reukzintuig is namelijk wel erg goed. 
Ook de gezichtsscherpte is niet goed. De fovea centralis (het midden van de gele vlek) regelt de gezichtsscherpte. Die is bij ringstaartmaki's niet goed ontwikkeld. Hij is niet zo goed ontwikkeld als bij hogere primaten omdat ze een botje achter het oog missen. Dat botje heet het postorbiol septum en helpt bij hogere primaten de fovea te ontwikkelen.
Door kegel cellen kan je kleuren zien en met staaf cellen kan je zwart en wit zien. Lemuren hebben wel een centrale plek waar meer kegel cellen zitten, maar ook daar zitten veel staafjes. Bij mensen zitten in de gele vlek veel meer kegel cellen, waardoor we kleuren kunnen zien. Ringstaartmaki's kunnen wel verschil zien tussen de kleuren geel en blauw, maar niet tussen de kleuren rood en groen. 
Ringstaartmaki's hebben een reflecterende laag van weefsel in het oog (tapedum licedum). Hierdoor zien ze allemaal schitteringen. Ook daardoor wordt de gezichtsscherpte beperkt. 
Lemuren hebben een breder gezichtsveld dan mensapen. Dat komt doordat de ogen in een andere hoek staan. De hoek tussen de ogen is bij lemuren namelijk 10-15º. Ook staan de ogen van een maki binoculair (vanuit twee hoeken) 114-130º. Het gezichtsveld van een maki is 250-280º, dat is dus erg groot.
Ringstaartmaki's leven meestal 's nachts. Daarom is hun zicht daarop afgesteld, zodat ze 's nachts bijvoorbeeld voedsel kunnen zoeken. Ringstaartmaki's hebben 's nachts dus een extra grote pupil, zodat ze in zwak licht kunnen zien.
Op dit plaatje zie je het oog van een mens. 
Ik ga nog vertellen over een paar andere onderdelen van het oog van een ringstaartmaki. 
Een ringstaartmaki's hebben net als mensen traanklieren, die traanvocht produceren. Dat beschermt de ogen tegen uitdroging.
Ringstaartmaki's hebben een derde ooglid dat het hoornvlies extra vochtig en schoon houdt. 
Ringstaartmaki's hebben als ze geboren worden een blauwe iris. De iris wordt felgeel als ze ouder worden. 
In het netvlies van een ringstaartmaki zitten zintuigcellen. 
De oogzenuw van een ringstaartmaki geleidt, net als bij mensen, impulsen naar je hersenen. Deze impulsen verlaten het oog via de blinde vlek. 
Het glasachtig lichaam houdt de lens op de goede plaats. 

Reukzin: Reukzin wordt mogelijk gemaakt door het reukzintuig, dat zich bevindt in de neus. De prikkels zijn geurmoleculen. Door het zintuig reukzin kan je ruiken. Het zintuig reukzin is het belangrijkste zintuig van ringstaartmaki's. Ze kunnen namelijk slecht zien en vertrouwen erg op hun reukzintuig.
Het reukzintuig van een ringstaartmaki is zeer goed. Ze volgen elkaar vaak door middel van geur. Ze maken gebruik van geurklieren aan te geven waar ze zijn geweest. Dat weerhoudt andere ringstaartmaki's ervan om in hun territorium te komen.
Ringstaartmaki's herkennen de geur van hun familieleden zeer goed. Sommige deskundigen denken dat de geurklieren van de vrouwtjes sterker zijn dan die van de rest van de groep. Dit is waarschijnlijk ook de rede waarom de vrouwtjes de baas zijn.
De geurklieren zitten bij ringstaartmaki's op de binnenkant van de elleboog, polsen, in de nek, op genitale plekken, binnenkant van bovenarmen en onder de oksels. De geur wordt ook verspreid door middel van urine. 
Soms doen ringstaartmaki's een 'stinkgevecht'. Ze vegen dan hun staart onder hun oksels en slaan hun tegenstanders dan met hun staart. 
Een ringstaartmaki heeft een lange neus en wijde neusgaten. Hierdoor kunnen dingen ruiken op een grote afstand. Dit is vooral handig voor moeders en jongen om elkaar terug te vinden als ze bijvoorbeeld apart naar voedsel hebben gezocht. Dat ringstaartmaki's dingen op grote afstand kunnen horen, helpt ze ook om gevaren op te sporen. Dit is erg handig, want ringstaartmaki's zijn niet heel snel en zo kunnen ze op tijd wegkomen bij de vijand. Oorspronkelijk dachten mensen dat lemuren door de lange neus verschillende geuren konden onderscheiden, maar later is bewezen dat dit niet klopt. Wel kunnen ze door hun lange snuiten beter kauwen. 
Ringstaartmaki's gebruiken hun reukzin ook om voedsel op te sporen. Sommige vruchten zijn namelijk alleen maar op bepaalde plekken te vinden. Het reukzintuig kan zich aanpassen op de omgeving en zo voedsel vinden. 
Op dit plaatje zie je het reukzintuig van een mens. 
Een ringstaartmaki heeft net als een mens neusslijmvlies. Daarin liggen zintuigcellen met reukharen. Als er geurmoleculen bij deze zintuigcellen komen, worden ze geprikkeld en ontstaan er impulsen. Die gaan via de zenuwen naar de hersenen. Daar worden ze omgezet in een geurbeleving.